Een overvol energienet: waar moeten de nieuwe kabels komen?

2 min lezen
19-aug-2025 9:58:05


Het stroomnet in Nederland piept en kraakt. Door de sterke groei van zowel energievraag als -opwek, onder meer door zonnepanelen, warmtepompen en elektrisch vervoer, is er steeds meer capaciteit nodig om stroom te transporteren. De oplossing lijkt simpel: leg meer hoogspanningskabels aan. Maar hoe meer kabels en -masten er komen, hoe groter de impact op ons landschap én onze leefomgeving. Want hoe moet het als we door de hoogspanningskabels het bos niet meer zien?

Waarom het net ‘vol’ zit

Ons elektriciteitsnet is ooit ontworpen voor eenrichtingsverkeer: van centrale opwekking naar de gebruiker. Tegenwoordig leveren we allemaal terug aan het net, vooral op zonnige en winderige dagen. Tegelijkertijd stijgt het verbruik, onder andere door de elektrificatie van vervoer en verwarming. Hierdoor ontstaat er een file op het energienet: er is fysiek niet genoeg ruimte om alle stroom veilig en stabiel te transporteren.

De rol van nieuwe hoogspanningsverbindingen

Om deze knelpunten op te lossen, worden er nieuwe hoogspanningsverbindingen gepland. Deze zorgen voor een robuuster netwerk dat pieken beter kan opvangen en meer duurzame energie kan integreren. Maar de aanleg ervan is complex: trajectkeuzes zijn gevoelig, vergunningen kosten tijd en de visuele impact is groot. We willen immers allemaal betrouwbare stroom, maar niemand heeft graag een rij masten in de achtertuin.

Waar moeten de kabels komen?

Bij het bepalen van nieuwe tracés (het gekozen traject waarlangs de nieuwe hoogspanningskabels en -masten komen te liggen) spelen veel factoren mee: technische haalbaarheid, kosten, natuurbehoud, woningbouw en het draagvlak onder omwonenden. Vaak is het een zoektocht naar de minst ingrijpende route. Dat betekent soms ondergrondse kabels in plaats van bovengrondse, of het combineren van tracés met bestaande infrastructuur, zoals snelwegen of spoorlijnen.

Hoe beperken we de nadelen?

Nadelen van nieuwe hoogspanningsverbindingen zijn niet helemaal te voorkomen, maar er zijn wel manieren om ze te beperken. Zo kan er, waar het technisch haalbaar is, gekozen worden voor ondergrondse aanleg. Dat is weliswaar duurder en complexer, maar het vermindert de visuele impact aanzienlijk. Daarnaast helpt een slimmere inrichting van het elektriciteitsnet, bijvoorbeeld door lokale opslag, vraagsturing en een betere verdeling van de opwek, om het netwerk minder zwaar te belasten. Ook is transparante communicatie essentieel: open overleg met bewoners en bedrijven kan zorgen wegnemen en het draagvlak vergroten. Tot slot kunnen innovatieve mastontwerpen een positieve rol spelen. Nieuwe ontwerpen zijn vaak slanker, moderner en sluiten beter aan bij het landschap, waardoor ze minder als storend worden ervaren.

Het energienet slim uitbreiden

De energietransitie vraagt om stevige uitbreiding van ons stroomnet. Meer hoogspanningsverbindingen zijn onvermijdelijk, maar de manier waarop we ze in ons landschap inpassen is cruciaal. Als we technisch slimme oplossingen combineren met zorg voor de leefomgeving, kunnen we voorkomen dat we straks alleen nog maar de kabels zien en niet meer het bos erachter.